© Historisch Documentatiecentrum Marinebedrijven
Historie van de Marine onderhoudsbedrijven Bewapeningswerkplaatsen der Marine.
Bewapeningswerkplaatsen (BW) was de naam van één van de onderhoudsbedrijven van de Koninklijke Marine, dat zich richtte op de instandhouding van de wapens en wapensystemen van de marine, variërend van kleine handvuurwapens en kanons, raketsystemen zoals Seasparrow, torpedo’s, tot de mechanische delen van de Goalkeeper(snelvuurkanon). Het bedrijf was gevestigd in Den Helder en was verspreid over verschillende locaties. De hoofdlocatie bevond zich op het z.g. “vierkantje”, het zuidoost gedeelte van het Rijkswerf terrein. Het terrein, opgesloten tussen Nieuwe Diep, zeedoksluis, Boerenverdriet en maritieme binnenhaven met de marineschutsluis, heeft van oudsher de naam “het vierkantje”. Al vanaf 1822 waren er op dit terrein een aantal magazijnen gevestigd, die waren gebouwd in de vorm van een vierkant. Het diende als Grootmagazijn voor Rijkswerf Willemsoord en bevatte tevens diverse werkplaatsen en het repetitielokaal van de stafmuziek, de voorloper van de Marinierskapel. In latere jaren werden o.a. bijgebouwd de marinierskazerne (tot voor kort onderzeedienstkazerne), de marine-bakkerij, het gebouw voor de torpedodienst (1894), het torpedo-atelier (1914) en het persbedrijf (1936). Voor de Tweede Wereldoorlog is er in de organisatie van de Rijkswerf sprake van een ,,Arsenaalsdienst". Hierin zijn gevoegd de Geschutmakerij en de Munitieherstelwerkplaats. De historische gebouwen op het zogenoemde “Vierkantje” zijn echter in de Tweede Wereldoorlog door geallieerde bombardementen verwoest. Op 19 februari 1943 wordt door een bombardement het gehele magazijnencomplex verwoest. Aan de zuidkant van het terrein bleven alleen het torpedo-atelier en het persbedrijf overeind, weliswaar beschadigd maar herstelbaar. Na de oorlog worden de resten van de verwoeste gebouwen opgeruimd. Nieuwe Marinemagazijnen werden gebouwd achter de burgemeester Houwingsingel in Den Helder. Daardoor kwam er ruimte vrij op het vierkantje voor de bouw van een onderhoudsbedrijf voor het onderhouden van wapens en wapensystemen. Tot dan toe gebeurde het onderhoud aan wapens in een veelheid van werkplaatsen op de Rijkswerf Willemsoord en daarbuiten zoals een geschutsmakerij, een torpedoatelier, een mijnenwerkplaats, een stelplaats onderzeebootbestrijding, een stelplaats voor scheepsbeveiliging en een pyrotechnische werkplaats aan de overkant van de haven. Zelfs fort Oostoever is lange tijd in gebruik geweest voor de opslag en bewerking van explosieven. Op 1 mei 1946 wordt de organisatie Marine Artillerie Inrichtingen (M.A.I.) ingesteld die volgens de circulaire der zeemacht nummer 1414 van dezelfde datum bestaat uit: a. de artillerie-werkplaats (dit is de geschutmakerij), b. de munitie-herstelwerkplaats, c. de magazijnen voor geschut en munitie. Later wordt aan de MAI nog een aantal zelfstandige diensten toegevoegd. Dat zijn: - Het Torpedo-atelier en de Torpedoschool met het daarbij behorende Persbedrijf. - De Stelplaats Onderzeebootbestrijding, bemand door torpedomakers die in 1949 zijn omgeschoold tot onderhoudsmonteur voor Asdic installaties. - Het Mijnenmagazijn Strekdam. Nadat in 1948 alle mijnen zijn gedemonteerd, wordt begonnen met de reparatie van mijnenveegtuigen. In de loop der jaren komt ook de reparatie van het elektrische/akoustische gedeelte van de mijnenveegtuigen naar deze werkplaats. - De Marine-gasdienst wordt in december 1949 toegevoegd. De samenvoeging van deze diensten leidt tot de associatie “Bewapeningsinrichtingen". Deze naam wordt in 1949 vervangen door “Bewapeningswerkplaatsen in Nederland" en vervolgens “Bewapeningswerkplaatsen der marine". Hoewel de bewapeningswerkplaatsen al onder een eigen leiding stonden, was er een sterke binding met de rijkswerf. De personeelszaken en de administratie werden door de werf verzorgd. In 1950 bestudeerde een commissie, bestaande uit Directeur Rijkswerf, hoofd bewapeningswerk¬plaatsen en functionarissen van het ministerie, de verhouding van bewapeningswerkplaatsen tot de werf. Zij moest daarbij het integreren van BW in de organisatie van de werf in overweging nemen. Omdat tijdens de Tweede Wereldoorlog een groot gedeelte van de rijkswerf “Willemsoord” werd vernield vond men dat alle verspreide werkplaatsen en diensten op het gebied van geschut en bewapening onder een centrale leiding en, voor zover dat mogelijk was, in één gebouw ondergebracht moest worden. Dat leidde tot het ontwerpen van een gebouwencomplex dat plaats moest krijgen op de oude locatie van het “Vierkantje” nabij het Nieuwe Diep. In 1952 werden de eerste funderingen gelegd en op 16 september 1953 werd het complex met toespraken en kanonschoten geopend. De nieuwe “Bewapenings Werkplaatsen” (B.W.) maakten vanaf dat moment geen deel meer uit van de Rijkswerf. Tot de Bewapeningswerkplaatsen behoren dan: a. Geschutmakerij; b. Torpedo-atelier; c. Mijnenwerkplaats; d. Stelplaats onderzeebootbestrijding; e. Pyrotechnische werkplaats; f. Stelplaats voor scheepsbeveiliging. De werkplaatsen groeiden van 221 man op 1 januari 1946 en 620 man in 1952 door naar 913 man in 1959 (213 militairen en 700 burgers). Een aantal afdelingen bevonden zich niet in het complex op het vierkantje. Door de historische achtergrond maar ook op grond van veiligheidsoverwegingen waren afdelingen verdeeld over de hoofdlocatie aan het Nieuwediep en het Nieuwe Haventerrein. De locaties Huisduinen en Petten behoorden ook tot het BW complex. Aan de Duinweg te Huisduinen bevond zich de afdeling opslag en conservatie, daar lagen alle goederen in opslag of die via de dienst der Domeinen verkocht werden, deze afdeling werd in 1992 gesloten. De schietplaats Petten maakte al vele jaren deel uit van de BW organisatie. Het onderhoud aan het mijnenbestrijding materiaal zoals het veegtuig, mijnentuig en markeerboeien van de mijnenvegers vond in de mijnenwerkplaats plaats. De mijnenwerkplaats was evenals de pyrotechnische werkplaats aan de overkant van het Nieuwe Diep gevestigd en tot 1954 alleen per bootje te bereiken. Beide werkplaatsen moesten in verband met munitie en andere ontplofbare stoffen op afstand van de bewoning blijven. De naam mijnenwerkplaats werd in 1951 gewijzigd in “Mijnen Bestrijding Stelplaats” (M.B.S.) De ontwikkeling naar de Bewapeningswerkplaatsen was volledig gestuurd door het materiaal van de Koninklijke Marine. Met name het gebruik van en werk aan artillerie, munitie en torpedo's zijn bepalend geweest voor de fundamenten van het bedrijf. Geschutmakers: In 1880 spreekt men op de Rijkswerf van Amsterdam van geschutgieters. De werkzaamheden aan geschut en munitie nemen steeds meer toe. De groeiende behoefte aan deskundig personeel bij het aanmaak, onderhoud en herstel van geschut blijkt uit de oprichting van het dienstvak Geschutmaker in 1913. Vóór 1911 is er op de Rijkswerf in Den Helder een artilleriewerkplaats. In 1914 wordt het ijzermagazijn op de Rijkswerf te Den Helder verbouwd tot geschutmakerij, welke in 1916 in gebruik wordt genomen. Er worden wapens gekeurd en geschut hersteld. Naarmate er meer vuurleidingapparatuur aan boord van schepen komt, gaat de geschutmakerij hiervoor de onderdelen aanmaken. De geschutmakerij gaat zich derhalve meer en meer bezig houden met fijn mechanisch werk en de artilleriewerkplaats met het grovere werk. In de jaren 1930-1935 wordt één gebouw ingericht tot geschutmakerij en artilleriewerkplaats. In 1930 wordt de schietbaan te Petten ingericht en in 1937 wordt op de Rijkswerf het verf- en glasmagazijn verbouwd tot vuurleidingwerkplaats. In 1940 verhuist de artilleriewerkplaats naar Huisduinen op last van de Duitse bezetter. De werkplaatsen voor wapens en munitie blijven tot 1 mei 1946 onder verantwoordelijkheid van de Rijkswerf. Daarna worden de artilleriewerkplaats en de munitieherstelwerkplaats samengevoegd in de nieuw opgerichte Marine Artillerie Inrichting. De Marinemagazijnsdienst neemt in 1948 de magazijnen voor artillerieartikelen, tot dusver ressorterend onder het hoofd geschutmakerij, over. De organisatie van de geschutmakerij bestaat in 1952 uit de machinewerkplaats, de artilleriewerkplaats Rijkswerf, de artilleriewerkplaats Huisduinen, de vuurleidingwerkplaats, de werkplaats “draagbare wapenen", de werkplaats “uitrusting", de schilderswerkplaats en de tekenkamer. Verder is er een bedrijfsmagazijn en een bedrijfsbureau. Tot de machinewerkplaats behoren tevens de bankwerkerij, smederij en harderij. In de jaren daarvoor is er nog een kleurderij verbonden aan de geweermakerij. Deze is blijkbaar opgegaan in de schilderswerkplaats. Uit de geschutmakerij zijn voortgekomen de (her)stelplaatsen geschut en vuurleiding, de expeditie, de fotografische afdeling en de tekenkamer E (elektrisch). Uit de geschutmakerij en het torpedoatelier zijn verder voortgekomen het Algemeen Produktie Bedrijf en de Tekenkamer W (werktuigbouwkunde). De Munitieherstelwerkplaats: De Munitieherstelwerkplaats is een van de oudste componenten van de Bewapeningswerkplaatsen. In 1880 zljn er op de drie Rijkswerven 50 ernstvuurwerkers tewerkgesteld. De ernstvuurwerkerij te Den Helder is gesitueerd in fort Oostoever. De munitiemagazijnen daar dateren uit 1856, 1861 en 1890, het wachthuis uit 1869 en het laboratorium uit 1884. In deze gebouwen is geen elektriciteit of stoomaandrijving aanwezig. De aandrijving van persen en dergelijke geschiedde met handkracht en de werktijden werden in de winter aangepast aan het daglicht. Het fort mocht als werkplaats worden gebruikt onder voorwaarde dat het in tijd van mobilisatie binnen 24 uur wordt ontruimd. In 1888 wordt in Den Helder een nieuw magazijn voor munitie gebouwd met laad- en lossteiger nabij fort Oostoever, waarvan de kosten f 92.500 bedragen. Dit magazijn komt in de plaats van het oude korvet Heldin, dat als bergplaats voor munitie dient. In datzelfde jaar wordt in Amsterdam een nieuw magazijn voor munitie gebouwd. Geschut en affuiten, opgeslagen in oude open ruimten, krijgen een nieuwe opslagloods waarin ook onderhoud wordt gegeven. In 1915 wordt begonnen met de bouw van nieuwe munitieherstelwerkplaatsen te Den Helder op de strekdam, die in 1918 in gebruik worden genomen. Het onderhoud aan wapens en munitie wordt geheel in Den Helder geconcentreerd. De organisatie van de Munitieherstelwerkplaats bestaat in 1920 onder andere uit de ernstvuurwerkerij, de vulplaats, de patronenwerkplaats en de recalibreerafdeling. Per 1 mei 1946 wordt de Munitieherstelwerkplaats samengevoegd met de Artilleriewerkplaats en vormt het fundament van de nieuw ingestelde Marine Artillerie Inrichting (de voorloper van de BW). De Marine magazljnsdienst neemt in 1948 de munitiemagazijnen over. De Munitieherstelwerkplaats wordt vanaf 1948 aangeduid met de naam Pyrotechnische Werkplaatsen (P.W.) De Pyrotechnische Werkplaatsen bestonden in 1953 uit de klein kaliber werkplaats en de groot kaliber werkplaats. Op de toen pas aangelegde Nieuwe Haven kwam ook uitbreiding van de Pyrotechnische Werkplaatsen. Tevens kwam er een rakettenwerkplaats, ontstekingsmiddelen werkplaats, een beproevingsafdeling en een kantoorgebouw bij de P.W. In 1967 werd de naam “Pyrotechnische Werkplaatsen” gewijzigd in “Munitie Technische Werkplaatsen” (MTW). Torpedo's Bij Koninklijk Besluit van 16 mei 1875 nummer 24 wordt het Korps torpedisten opgericht. Dat krijgt Willemsoord als standplaats met een eigen logement en tevens instructieschip. Dit was het schroefstoomschip 4e klasse Vulkaan. De eerste torpedo's zijn de spartorpedo, vischtorpedo en een ,door Robert Whitehead ontworpen, mechanisch voortgestuwde torpedo. In de periode tot 1890 wordt een aantal vischtorpedoboten aangekocht en worden inschietplaatsen ingericht. Doordat ook het aantal walfaciliteiten wordt uitgebreid, ontstaat er een volwaardig torpedobedrijf. Op de Rijkswerf te Willemsoord wordt in 1914 een nieuw torpedoatelier aan het Boerenverdriet, op het z.g. “Vierkantje” in gebruik genomen, terwijl het torpedomagazljn naar een naastgelegen magazijngebouw verhuist. Na de Eerste Wereldoorlog is de Marine-torpedodienst gedoemd te worden opgeslokt door de steeds belangrijker geworden Onderzeedienst. Op 19 april I9I9 gaat het personeel van de Torpedodienst over naar de Onderzeedienst. In september 1920 zijn de torpedo-ateliers in Den Helder, Amsterdam en Hellevoetsluis, het inschietbedrijf en de mijnenmagazijnen onder toezicht gesteld van de Onderzeedienst. ln 1929 komt men weer tot het inzicht dat het torpedo- en mijnenwapen een aparte plaats behoeft, hetgeen resulteert in het oprichten van de Torpedodienst onder een eigen chef. Den Helder wordt de basis van deze dienst. Het Hoofd van het Torpedo-atelier te Willemsoord wordt op 15 september 1949 gesteld onder het Hoofd van de Bewapeningswerkplaatsen in Nederland. Tot het Torpedo-atelier behoren, behalve het atelier ook het persbedrijf, de magazijnen voor torpedo' s en het magazijn voor onderzeebootbestrijdingsmaterieel. De Marinemagazijndienst neemt in 1948 de magazijnen voor torpedo en mijnenmaterieel over. Mijnendienst Op 10 januari l93l wordt de Mijnendienst organiek onttrokken aan de Torpedodienst. Het onderhoud aan het materiaal zelf blijft evenwel tot het takenpakket van de Torpedodienst behoren. De mijnenwerkplaats is in 1948 ontstaan uit de verspermijnenmagazijnen te Willemsoord en Veere. De werkzaamheden bestaan dan uit het onderhoud aan mijnenbestrijdingsmaterieel. De naam Mijnenwerkplaats wordt omstreeks 1951 gewijzigd in Mijnen Bestrijding Stelplaats (M.B.S.). De Marine Gasdienst Uit het Torpedo-atelier is in 1938 de Marine-gasdienst ontstaan. Het werkpakket bestaat hoofdzakelijk uit het behandelen van beademingsapparatuur: perslucht, CO2, zuurstof en gasmaskers. De Marine-gasdienst is gevestigd in een gebouwtje tussen de magazijnen op ,,het Vierkantje". Op 27 december 1949 wordt de naam ,,Marine-gasdienst" veranderd in “Stelplaats voor Scheepsbeveiliging" en gesteld onder het hoofd van de Bewapeningswerkplaatsen in Nederland. De naam wordt omstreeks 1953 veranderd in ABCD (Atomair, Biologisch, Chemisch en Damage Control). Periode na 1953 en de invloed van het materieel op de organisatie: De ontwikkeling van de Bewapeningswerkplaatsen na 1953 als onderhoudsbedrijf van de Koninklijke Marine is niet langs een enkel spoor te volgen. Op 12 maart 1954 wordt de BW met andere bedrijven geplaatst onder de Vlagofficier Materieel, terwijl op 16 november 1956 voor het Hoofd van een marine onderhoudsbedrijf de titel Directeur wordt ingesteld. Er waren de technische ontwikkelingen van het materieel, de organisatorische ontwikkelingen van zowel de Haagse als de lokale instellingen, de invloed van derden als opdrachtgevers en normstellers, de groeiende samenwerking met andere delen van de krijgsmacht, de medezeggenschap, de structurering van de zorg voor de kwaliteit van de produkten en de veiligheid tijdens het werk, de verzelfstandiging van het bedrijf en nog veel meer factoren die de BW-groei en vorm hebben beïnvloed. De BW is in het begin alles behalve een homogene organisatie. Met de “Centrale werkplaats” als een soort bindend element, blijven de in de organisatie samengebrachte elementen, zoals de geschutmakerij, het torpedo-atelier, de torpedoschool, de mijnenbestrijding, de onderzeebootbestrijding, de munitietechnische werkplaatsen en wat er verder nog bijeengebracht is, duidelijk hun eigen interne organisatievorm, cultuur en vooral hun informele structuur houden en beschermen. Daarnaast was er nog een vuurleidingwerkplaats in ontwikkeling. Intussen gaat de evolutie van het materieel bijna sprongsgewijs door, zodat er nu feitelijk sprake is van per schip één geheel geïntegreerd systeem. Ook het schip als platform is mede bepalend voor, en mede afhankelijk van, het functioneren van het sensor-, wapenen commandosysteem Sewaco-systeem). Ook de Sewaco-systemen zijn in zichzelf veel homogener geworden dan voorheen. In alle sectoren van de passieve en actieve meettechnieken hebben de ontwikkelingen tot onderlinge afhankelijkheid geleid. Torpedo's, geleide projectielen, mijnen en mijnenbestrijding, onderzeebootdetectie, misleidingsystemen en geschut zijn mede afhankelijk van dezelfde computers, logistieke voorzieningen, communicatiemiddelen en alle andere organisatorische, materiële en personele voorzieningen, die samen een systeem vormen. Lopende deze ontwikkelingen en niet in het minst onder invloed van de verzelfstandiging van het bedrijf, heeft de BW zich gereorganiseerd en tegelijk duidelijk geprofileerd als een ter zake kundig bedrijf dat een groot aantal specialismen beheerst en daardoor assertief in het verwerven van opdrachten kan optreden. Eind jaren 80 van de 20e eeuw bestond organisatie van de Bewapeningswerkplaatsen uit een zestal hoofdafdelingen met daarboven een directeur. De hoofden van de hoofdafdelingen (met de titel van adjunct-directeur) en de directeur vormden de directie. De hoofdafdelingen waren: - Directie-staf. Staforgaan van de directeur en verantwoordelijk voor de juiste en tijdige informatieverstrekking zowel binnen als buiten het bedrijf. - Produktiebedrijf. Belast met het onderhoud en instandhouden van wapensystemen en hogedruk apparatuur. - Munitiebedrijf. Belast met onderhoud en gebruiksgereed hebben en houden van alle munitie, projectielen en andere explosieven. - Engineering. Voor het inrichten, instandhouden en begeleiden van alle werkzaamheden met betrekking tot onderhoud en gebruik van wapensystemen. - Personele en Sociale zaken. Zorg voor het personeel door het begeleiden in werk en carriére. - Ekonomie en Organisatie. Ondersteund de directie en al haar geledingen zodanig dat de bedrijfsvoering optimaal verloopt. Einde van de BW: BW is als zelfstandig marine-onderhoudsbedrijf in 1996 gefuseerd met het Helderse deel van het MEOB tot het SEWACO-bedrijf. Na de politieke beslissing tot fusie en centralisatie van de Marine Onderhoudsbedrijven volgde in 1995 nieuwbouw op de Nieuwe Haven en kwam het complex vrij voor de firma Multimetaal, een bedrijf dat projecten voor de offshore, petrochemische, farmaceutische en civiele industrie uit voert. Multimetaal is tot medio 2009 op het complex gebleven maar moest wijken voor nieuwbouw van een marinierskazerne. Begin augustus 2009 is begonnen met de sloop van het complex en is alles tegen de vlakte gegaan. De marinierskazerne is er nooit gekomen en de plek van het vierkantje is tot op heden een kale vlakte waar meeuwen kolonies broeden.