© Historisch Documentatiecentrum Marinebedrijven
Monumenten en kunstwerken op de Rijkswerf Willemsoord.
“Gedenkbank De Jongh”
Voorgaande historie. Tijdens de mobilisatiejaren 1914-1918 patrouilleerden schepen van de Koninklijke Marine voor de Nederlandse kust, zo ook de Hr.Ms. Torpedoboot Pangrango. De Pangrango was vroeg in de morgen, op 4 oktober 1917,vertrokken voor een kruistocht buiten de zeegaten van Nieuwediep. De zee was zo ruw dat de commandant, luitenant ter zee tweede klasse Le Rütte, met luitenant ter zee tweede klasse De Jongh overlegde of het wellicht niet wijs zou zijn terug te keren. Juist terwijl de commandant overwoog terug naar de haven te keren sloeg milicien (landstormplichtig torpedist) Bartholomeus Bleije omstreeks zes uur in het Schulpengat door een stortzee overboord. De Jongh zag dat de toegeworpen reddingsboei te ver van de drenkeling terecht kwam, sprong overboord en bracht de boei naar Blye toe. Met behulp van de toegeworpen lijn werd deze toen naar de torpedoboot toegetrokken. Bij de torpedoboot aangekomen leek De Jongh de kracht te missen zich aan de lijn vast te houden en zelf niet meer aan boord kon komen en verdronk. Na een zoektocht werd het lichaam van De Jongh door de Hr. Ms. mijnenveger Texel bij de zuidpunt van Texel gevonden waarna het werd overgebracht naar Nieuwediep. Het lichaam van De Jongh werd naar Amersfoort overgebracht en aldaar onder grote belangstelling begraven.
De militaire begrafenis werd door veel hoogwaardigheidsbekleders bijgewoond. Namens de Minister van Marine voerde admiraal De Booy het woord en ook generaal Snijders prees de overleden luitenant ter zee. De geredde schepeling Bleije barstte aan het einde van de ceremonie, tijdens het leggen van een krans op het graf, in tranen uit. Het verhaal schokte velen. Natuurlijk om het verlies van LTZ De Jongh, maar vooral omdat een officier een matroos had gered met gevaar voor eigen leven. Dat was in die tijd ondenkbaar.
Het Leven van Guus de Jongh.
Johan August (Guus) de Jongh is geboren te Magelang op 24 juli 1891. Hij kwam in augustus 1909 in aanmerking voor een plaatsing aan het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord en werd met ingang van 22 december vanuit de rang van adelborst der tweede klasse bevorderd tot korporaal-adelborst. Met ingang van 28 juli 1910 ging hij van de derde naar de tweede afdeling over en op 14 augustus 1912 werd hij bevorderd tot adelborst der eerste klasse. De Jongh werd met ingang van 16 september 1912 geplaatst aan boord van H.M. Jacob van Heemskerck, in mei 1913 overgeplaatst op H.M. De Ruyter en in september 1913 geplaatst op het H.M. opnemingsvaartuig Van Gogh. Deze laatste twee schepen bevoeren de Indische wateren. Bij Koninklijk Besluit en met ingang van 19 augustus 1914 werd hij bevorderd tot luitenant ter zee tweede klasse. Op 24 juni 1915 keerde hij van Batavia per “Prins der Nederlanden” naar Nederland terug en werd hij bij beschikking van de Minister van Marine in augustus 1915 geplaatst op H.M. Koningin Emma. De Jongh schreef onder meer artikelen in de het Marineblad, waaronder een zeer uitgebreide studie over torpedo-tactiek. Hij trouwde in oktober 1916 in Arnhem met de Deense A.G.J. Hjortshöj. Guus en Johanna hadden elkaar ontmoet tijdens een galabal voor officieren van Hr.Ms. Gelderland, welk schip in de zomer van 1912 onder andere Aarhus en Frederikshavn aandeed. De uitzending van Guus naar de Oost had liefde niet bekoeld en na terugkeer in Nederland haastte hij zich naar Denemarken. Op 19 oktober 1916 trouwde het jonge stel en vestigde zich in Den Helder, waar een woning aan de Binnenhaven betrokken werd. Eerbetoon. Na het grote drama werden er allerlei initiatieven genomen. Een nationale inzameling voor De Jonghs hoogzwangere jonge weduwe bracht een fors bedrag op. Bij Koninklijk Besluit van 24 november 1917 kreeg De Jongh postuum de gouden erepenning toegekend voor menslievend hulpbetoon en een loffelijk getuigschrift wegens de door De Jongh betoonde buitengewone moed bij zijn poging tot redding van een drenkeling in de Noordzee op 4 oktober 1917, waarbij hij het leven had verloren. De Koninklijke Nederlandse Vereniging Onze Vloot kreeg van de weduwe van De Jongh toestemming om als eerbetoon aan de overleden zeeofficier op de rustplaats te Amersfoort een eenvoudig monument te plaatsen. Het graf bevindt zich op de Amersfoortse begraafplaats Rusthof aan de Dodeweg in Leusden. Naast het bankje, verscholen in de heg, ligt het graf van luitenant-ter-zee Guus de Jongh, afdeling XVIII, nr. 1a.
Te Willemsoord werd in de vestibule van het Koninklijk Instituut voor de Marine een gedenkplaat onthuld. Tijdens deze plechtige gebeurtenis waren vele autoriteiten, officieren van zee- en landmacht, onderofficieren, adelborsten en s chepelingen aanwezig. Commandant van het Koninklijk Instituut voor de Marine, J.J. Oudemans, sprak bij de onthulling een rede. De gedenkplaat is van marmer en bevat naast een beeld van De Jongh in gouden letters de inscriptie: "Ter nagedachtenis van de moedige daad van wilskracht en zelfopoffering van Johan August de Jongh, luitenant ter zee tweede klasse, geboren 19 juli 1891, overleden 4 oktober 1917. Hij zag dat een zijner mannen buitenboord was geslagen en zonder hulp verloren zou zijn: zonder aarzelingen, ondanks de hoge zee, sprong hij de drenkeling na, wist hem te redden, maar liet zelf daarbij het leven. Zijn jaargenoten”. Tegenwoordig bevindt de gedenkplaat zich in het Marinemuseum. De Koninklijke Vereniging Onze Vloot besloot de held te eren door een gedenkbank te plaatsen aan de Buitenhaven in Den Helder. Zo werd in 1919 een tastbare herinnering geplaatst voor de omgekomen marineofficier, maar ook voor de echtgenote van LTZ De Jongh, de hoogzwangere Johanna Hjortshoj. Enkele maanden na het drama werd dochter Johanna Augusta (genaamd Guuske) geboren. Guuske groeide op in Denemarken, waar zij, op het moment van de onthulling van de nieuw opgebouwde bank in 2013, nog steeds woonde. Zij kent haar vader alleen van verhalen, foto's en brieven. Deze brieven waren echter, nadat Guuske ze gelezen had, vernietigd. Johanna hertrouwde niet, maar bleef Guus tot aan de dood (in Kolding in 1974) trouw. Op haar verzoek werd ze in haar trouwjurk gecremeerd. Haar as kreeg een plekje bij het graf van haar Guus, op de Amersfoortse begraafplaats Rusthof. Met al haar kinderen en kleinkinderen bezocht dochter Guuske tot eind 90'er jaren van de vorige eeuw, zonder dat de museummedewerkers van het Marinemuseum dit wisten, geregeld de gedenkbank. Zo bleef dit verhaal een vast onderdeel van de Deense familie. Vervolg gedenkbank. De bank zelf werd minder goed onderhouden. Vanwege werkzaamheden door verhoging van de dijken moest de aan de Buitenhaven geplaatste bank in de 70'er jaren van de vorige eeuw afgebroken worden. De kalkstenen blokken waarin de dramatische gebeurtenissen gegraveerd staan bleven gelukkig behouden. De bank werd vervolgens in sterk vereenvoudigde vorm opgebouwd naast het Marinemuseum aan de Hoofdgracht, waar hij eigenlijk geen recht deed aan de geschiedenis en langzaam in de vergetelheid dreigde te geraken. Voor velen was het een doorn in het oog dat de bank zo stond te verpauperen. Gonnie Buurmeester, inwoonster van Den Helder, is toen naar de voormalige directeur van het Marinemuseum, Harry de Bles, gestapt met verzoek hier iets aan te doen. De directeur was het met haar eens en het museum onderzocht meerdere opties om het monument op te knappen. De keuze om de bank in oorspronkelijke staat te reconstrueren en de gegraveerde kalkstenen blokken te restaureren bleek des te gelukkiger na de vondst in het Amsterdamse stadsarchief van de oorspronkelijke bouwtekeningen. De bank werd in 2013 herbouwd op het grote gedenkplein bij het Marinemuseum. De reconstructie. Gedurende de voorafgaande maanden aan de onthulling heeft Harry de Bles, via sociale media, een speurtocht ondernomen naar zowel afstammelingen van redder als geredde. Hiertoe bezocht en interviewde hij de toen 95-jarige dochter van Luitenant ter zee De Jongh en had inzage in verscheidene authentieke documenten met betrekking tot het drama in 1917, wat daaraan voorafging en wat daarop volgde. Als resultaat van intensief persoonlijk en e-mailcontact woonden op 6 juni 2013, tientallen afstammelingen van De Jongh en Bleije de onthulling bij. Hieronder alle kinderen van Guuske de Jongh en de naar zijn grootvader vernoemde Barry Bleije. Na de onthulling namen allen ruimschoots gelegenheid nader kennis te maken. Ondanks het portret van redder Guus de Jongh dat jarenlang een prominente plek had, raakte de geschiedenis in de vergetelheid bij de familie Bleije. In het besef dat de aanwezige afstammelingen van matroos Bleije nooit het levenslicht aanschouwd zouden hebben als hun grootvader of overgrootvader niet gered zou zijn door De Jongh, wisselden zij gegevens uit met de Deense (achter)kleinkinderen van De Jongh en afstammelingen van broer en zus van De Jongh. De belangrijkste nabestaande, Johanna Augusta De Jongh, dochter van LTZ De Jongh, kon vanwege haar leeftijd niet aanwezig zijn. Voor haar werd de gehele plechtigheid op video opgenomen.